Erwten zijn gemakkelijk te doppen. Een druk van de duim op het splitje van de dop en de fruit ontsluiert zich, dociel. Sommige zijn minder rijp of recalcitrant: een insnijding met de nagel van de wijzevinger verscheurt het groene, wat verweekt voelt het dichte vlees aan onder het perkament. Men laat de doppen met enkele vingers schuifelen, de laatste is minuscuul. Soms lust men een haapje. Het smaakt bitter op de tong en vers als de keuken van 11 uur, het koken van koud water of gepeld groentje. Dichtbij de afwasbak glanzen twee kale wortsels op de keukendoek, zij drogen langzaam. Er wordt babbelend genipt en gelurkt, de muziek van de worden lijkt van binnen te ontstaan, vreedzaam en vertrouwd. Soms kijkt men op, aan het einde van een zin. Het andere hoofd blijf hangen, dit is de code. Het doppen is niet voor een uitleg vatbaar maar om de tijd te volgen, in contrapunt. Het ogenblik dijt uit, de hand vertraagt, dopje bij dopje met opgestroopte mouwen in de vole kom. De drukke ronding vormt een zachte golving. De verbazing is groot: de handen zijn droog. Alleen het brood moet men nog halen.
20 avr. 2009
Inscription à :
Publier les commentaires (Atom)
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire