Klik op de kaart om te vergroten.
Bij deze de zeven rivieren van Amsterdam allemaal gelopen. Het IJ, het Gein, de Bijlmer en de Amstel hadden wij al vaker tijdens een van onze wandelingen naar de stad of De Leeuw. Op zondag 30e juli, 25 km (!*) langs het Gein (tussen Abcoude en Driemond), de Gaasp (die als afsplitsing van het Gein de rivier met de Diem verbindt), de Diem en het Amsterdam-Rijnkanaal gelopen. De andere kant dus. En die biedt een enorme diversiteit aan waterlandschappen – en structuren aan: het meandert, het stroomt, het vloeit ineen en versmelt zover het oog reikt.
Klik op de kaarten om te vergroten.
Structuren – daarmee was Piet Mondriaan zijn hele leven lang mee bezig. Rond 1905 schildert hij regelmatig het Gein met geniale artistieke openbaringen. De reputatie van Mondriaan werd vooral opgebouwd door de radicale zuivering van zijn composities die vanaf het begin als transcendente weergave van het beeld gedacht zijn. Zijn expressionistische landschappen zijn minder befaamd dan zijn rechthoekige composities van primaire kleuren, toch doelt Mondriaan met de landschapstructuren uit 1900-10 al op een esthetische en spirituelle, wellicht mystieke uitdrukking van een globale visie op de schepping. In zijn werk uit deze periode zijn er al effecten terug te zien die erop wijzen, bijvoorbeeld de verwerking van licht en lijnen in de schildering van bomen en taken.
Bomen aan het Gein (1907-08), De rode boom (1908).
Mondriaan gaat verder dan de romantisch-noordse traditie van natuurschilderingen en geeft zijn werk in eerste instantie op een symbolische, kubistische manier neer. In zijn latere werk haalt Mondriaan langzamerhand de natuurlijke vormen en kleuren van het onderwerp weg ten gunste van de abstractie van de vorm en de kleur zelf door het gebruik van de rechte lijn, van slechts primaire kleuren en van variabele dikten van lijnen.
Kubistische en expressionistische werken stellen over het algemeen de interne structuren van het onderwerp centraal waarbij men gedwongen wordt om de essentie van het onderwerp te benaderen in plaats van zijn materiële natuur. Bij het bekijken van de inspiratiebronnen voor Mondriaans schilderijen en tekeningen wordt duidelijk in hoever deze periode als overstap naar toenemende abstractie en grafisch radicalisme in zijn oeuvre werkt. De kleur wordt symbolisch-expressief en heeft visionaire betekenis. Licht en structuren vormen al niet meer de pure representatie van onderwerpen, maar ondergaan het proces van transcendentie (de boom is rood, de contrasten zijn gesatureerd,
de duinen worden weergegeven in een mosaïk van ruiten) alsook het proces van decompositie en dematerialisatie. De structuren beperken zich stap voor stap tot enkele formele, geometrische variaties: kromme lijnen beelden de taken uit, de verticaliteit en de horizontaliteit hun inspanning in ruimte en tijd. De decompositie wordt door deze structurele afbouw in simpele, geometrische vormen zichtbaar. Achter de verschijning stekt een order zich af waar het motief in de (zijn? een?) structuur verdwijnt en het onderwerp in de plastische compositie.
Boom (1911-12), De grijze boom (1912), Bloeiende appelboom (1911), Bloeiende bomen (1912).
In 1914 schreef Mondriaan aan Bremmer: "Je construis des lignes et des combinaisons de couleurs sur des surfaces planes afin d'exprimer, avec la plus grandes conscience, une beauté générale. La nature (ou ce que je vois) m'inspire, me met, comme tout peintre, dans un état émotionnel qui me pousse à créer quelque chose, mais je veux rester aussi près que possible de la vérité et à tout extraire, jusqu'à ce que j'atteigne au fondement (qui ne demeure qu'un fondement extérieur !) des choses[...]. Je crois qu'il est possible, grâce à des lignes horizontales et verticales construites en pleine conscience, mais sans 'calcul', suggérées par une intuition aigüe et nées de l'harmonie et du rythme, que ces formes fondamentales de la beauté, complétées au besoin par d'autres lignes droites ou courbes, puissent produire une œuvre d'art aussi puissante que vraie."
Wat mij in Mondriaans werk nu verder interesseert is de universele betekenis van de rechte hoek alsook de verhouding van kleuren, dimensies en posities tot elkaar. Welke betekenis heeft de platte vlak? In hoever weerspiegelt de samenhang van verticaliteit en horizontaliteit van Mondriaans werk de dualiteit en de tegenstrijdigheden die over het algemeen ten grondslag liggen aan de (waarneming van de) schepping (mannelijk/vrouwelijk, buitenste/binnenste, materieel/spiritueel).
Compositie is fundamenteel in de schilderkunst waarbij de moderne kunst zijn aandacht op de zuivere compositie richt. In tegenstelling tot klassieke artistieke vormen waar de compositie alleen werkelijk wordt als ze in de voorstelling zelf geabstraheerd werd, verschijnt de compositie in de abstracte kunst onmiddellijk als ritme, proportie, structuren en evenwicht. In dit perspectief bezit de rechte lijn een bijzondere beeldende kracht: hij toont het zuivere, het onveranderlijke, het sterke, maar vooral het eindelijke in tegenstelling tot de ronde, in zich gesloten lijn die zowel het ritme alsook het relatieve uitdrukt en tot de natuurlijke organische schepping hoort. Toch juist in de rechthoekige positie neemt de betrekking tussen het extreme ene en het extreme andere plaats: de rechte hoek vormt een frontale, plastische collisie een daarme een "ontmoetingsmoment en -plek" voor symbolen en tekens. Ik stel dat in de rechte hoek de verzoening van onder meer de dualiteit van geest en materie is te zien, van finitum en infinitum, van de buitenste en de binnenste. Rechthoeksrelaties als principieel fundament van de compositie werd toen een essentiële kenmerken van De Stijl en Mondriaan.
In zijn relatie tot kleur laat de rechte lijn zich verabsoluteren, hij verschaft aan de kleur de grootst mogelijke bepaaldheid en leidt hij ertoe het capricieuze, het baroke en dus het natuurlijke van het leven te overwinnen. Mondriaan was van mening dat primaire kleuren de voorkeur verdienen omdat die volgens hem veel minder materieel zijn dan natuurlijke kleuren. Door de concentratie op de primaire kleuren roept het werk geen associaties meer op met de alledaagse werkelijkheid (natuurlijke kleuren zijn afhankelijk van het licht, van het uur van de dag, van de weersgesteldheid, het seizoen, enz). Het kunstwerk moet juist die omstandigheden overstijgen om een universele boodschap op te verschaffen. Door het exclusieve gebruik van primaire kleuren toont het werk een realiteit zonder betrekking tot tijd en ruimte.
Naast het feit dat primaire kleuren noodzakelijk zijn om het grootst mogelijke kleurengamma te verkrijgen is Mondriaans werk ook fascinerend omdat kleuren ondanks dat hij de driedimensionale benadering van zijn werk aan de toeschouwer ontzegt toch in hun drie essentiële dimensies (tint, verzadiging, intensiteit) gebruikt worden waardoor het oog ze kan waarnemen, maar op een platte vlak alleen. Daarnast moet er in de primaire kleuren een onderscheid gemaakt worden tussen echte primaire kleuren en zogenoemd pseudo-primaire kleuren (secundair rood, geel, groen en secundair blauw) die intuïtief als "correct" worden ervaren door de mens. Door het gebruik van deze kleuren alleen** wordt een soort hypercorrectie aan de schilderij bij gezet.
Kleur krijgt een extra diepte door de reductie tot de primaire kleur, maar ook doordat hij als plat vlak en als complex van in elkaar overgaande hoekigheden verschijnt in plaats van nuancen en rondingen. Door de rechthoekigheid wordt de perspectief opgeheven en er ontstaat evenwicht tussen uitbreiding en begrenzing. De schuine lijn in de klassieke schilderkunst was altijd verbonden met perspectief en met diepte. In de lijn van het kubisme worden onderwerp en achtergrond daarentegen als een onscheidbaar geheel opgevat zodat geen middelpunt en geen perspectivisch verdwijnpunt aanwijsbaar zou ontstaan. Perceptueel helemaal vlak blijven dus en ruimtewerking volledig uitbannen. In de schilderijen "Composities met kleurvlakjes" uit 1917 lijken de gekleurde blokjes voor de witte ondergrond te zweven. Latere werken uit 1918 proberen alle compositie-elementen visueel op een niveau te brengen. Gekleurde en witte vlakken zijn nu in een raster gevat. De donkergrijze rasterstructuur markeert de begrenzing van de vlakken die tot de opheffing van het dualisme voorstelling-achtergrond leidt.
Composities met kleurvlakjes (1917) en Compositie met kleurvlakken en grijze lijnen (1918).
Vlakheid, rechthoekigheid, primaire kleuring – voilà de belangrijkste concepten van Mondriaans werk. Toch toont een schilderij hiermee nog lang geen vlak voor interpretatie.
Drie elementen bepalen de aanwezigheid van een teken: het kenmerk dat waargenomen kan worden, het kenmerk waar het waargenomen teken verwijst en het kenmerk in de geest van de tekenontvanger. Teken en representatie leiden tot interpretatie. Volgens Peirce en de semiologische leer*** is een kleur een teken (quali-sign) op het vlak van het mogelijke. Om dadelijk als teken te werken moet het
quali-sign gestalte krijgen. Rood kan als teken van socialisme, liefde, gevoel, gevaar of verbod functioneren, maar de kleur moet op vlaggen, op rozen, in droombeelden of verkeersborden (passende gestalte) verschijnen. Zonder gestalte blijft een kleur ''pure mogelijkheid''. In dit perspectief, kan Mondriaans werk als uitdrukking van "gestalteloosheid" worden beschouwd? Voor het verspreiden van inhoud en/of betekenis in het werk van Mondriaan moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de representatie en de interpretatie van dit werk. In de representatie speelt het gekenmerd van het werk de hoofdrol en dat is: de tegenwoordigheid van de ordening van de wereldde en vervolgens de universele harmonie. Mondriaan zei dat het werkelijke minder reëel is dan het mogelijke : "het werkelijke is iets spookachtigs dat alleen maar leeft van geleende tijd en geleende ruimte, terwijl het mogelijke tijdloos is, en dus ook ruimteloos''.
* Inmiddels lachen wij om!
** Dit aspect zou nog moeten nader onderzocht worden. Gebruikt Mondriaan wel alleen maar pseudo-primaire kleuren?
*** Zie ook deze site.